Informatie

Er zijn drie onderdelen in beeldend werken:

1 Eigen betekenis geven

Het kind geeft in zijn of haar werkstuk een eigen verhaal, gevoelens en ervaringen weer.

 

2 Beeldaspecten toepassen

Ruimte: Denk aan ruimtelijk bouwen

Kleur: denk aan kleuren namen, soorten kleuren, betekenis van kleuren, systematiek.

Vorm: denk aan vormsoorten, vormkenmerken, karakteristieke houding van mensen dieren, lijnen om diepte aan te geven.

Textuur: verschillen in textuur, texturen tekenen op het platte vlak, in plastisch materiaal textuur aanbrengen

Compositie: Denk hierbij aan groepen op vorm, kleur, textuur. Denk ook aan ritme, herhaling van vormen, patronen (spiegelen, herhalen, roteren).

 

3 Materiaal en technieken gebruiken

Tekenen, schilderen, drukken, collages, textiel, ruimtelijk construeren, plastisch materiaal (onder andere klei), digitale media.

 

Kijken naar kunst:

Wanneer je met kinderen gaat kijken naar beelden en schilderijen noem je dit beeldbeschouwing of kunstbeschouwing.

Kinderen leren door kunst zich open te stellen.

Met baby’s en dreumesen praat je niet over schilderijen of beelden. Maar denk bijvoorbeeld aan lichtinval door ramen. Die geeft mooie figuren op de want en schaduwen op de grond waar baby’s vaak naar kijken.

Peuters en kleuters hebben al hele verhalen bij wat ze zien of wat ze maken. Je kunt hier concrete vragen op stellen. Je kan samen met hen zoeken naar voorbeelden en praten over kleuren en vormen.

Met kinderen van 6 tot 8 jaar kan je al gericht praten over wat ze hebben gemaakt en kunst in het algemeen.

Met kinderen van 8 tot 12 jaar kun je al praten over de bedoelingen die de kunstenaar met zijn schilderij bedoeld heeft gehad en de betekenis van een bepaalde voorstelling. Zijn hebben interesse in hun eigen cultuur en de kunstuitingen. Je kunt hen al meer op pad sturen om zelf informatie te achterhalen.

Adolescenten en volwassenen kiezen zelf of zij willen meedoen aan kunstbeschouwing.